Tentoonstellingen
1978: Galerie 777 in Aalsmeer
1978: Bondsspaarbank in Apeldoorn
1981: Gemeentehuis in Veghel
1989: Middendorpshuis
in Den Ham samen met Bea Hazewinkel
1989: Galerie Haerhuys
in Ootmarsum
1990: Galerie Bretel in Groenlo
1990: De Poppelarij
in Almelo
1995: Galerie Rarekiek in Gelselaar
samen met beelden van Tineke Nusink
1997: Het Mondriaanhuis in Winterswijk
samen met Har Siekman
2003: Galerie Doelen Dertig in Almelo
samen met Har Siekman
2004: Middendorpshuis
in Den Ham
2005: Galerie Doelen Dertig in Almelo
“Over en Weer” met Henk Blokhuis, Bea Hazewinkel en Emelie Nillessen
2007: Deelnemer Atelierroute Almelo
2009: Irish Pub & Restaurant The Shamrock in Almelo
2011: Zomertentoonstelling met Pieter
Vierhout en Eka Kunst in Kunsthal Hof 88 in Almelo
2011: Deelnemer Atelierroute Almelo
2012: Deelnemer expositie
Modeltekengroep in het Bak in Almelo
2014: Middendorpshuis
in Den Ham
2015: Deelnemer Atelierroute Almelo
2016: Deelnemer Landelijke en Almelose
Atelierroute in Almelo
2018: Deelnemer aan de
groepstentoonstelling van de modeltekengroep Kriet in
het pop-up museum in de Javatoren in Almelo
2018: TMZ Het Meulenbelt samen met Henk
Blokhuis
2018: Deelnemer Atelierroute Almelo
2019: Grote Kerk in Almelo
2020: Deelnemer Atelierroute Almelo
2022: Het Koetshuis in Borne naast het Kulturhus in maart en april
2022: Deelnemer veiling in pop-up
galerie in Kerkstraat Almelo
2022: Deelnemer aan Open Ateliers Almelo op 24 en 25 september
2022:
Middendorpshuis in Den Ham samen met Emelie Nillessen
Deelnemer Atelierroutes Almelo
Zomertentoonstelling Kunsthal Hof’88
Openingstoespraak door Willem.M.Visser, Neerlandicus:
‘O
vis waarmee het bezig is’…
Een aantal maanden geleden, zo eind februari,
maakten wij een wandeling door het natuurgebied bij Kloosterhaar, de
Engbertsdijkvenen. Er zijn daar een paar enorme watervlakten die niet met
elkaar in verbinding staan. Dit laatste is ook een voor-waarde,
gezien het onderling verschil in ligging. In zo’n meer verscheen even een
vrij
grote vis onder het wateroppervlak, een karper wellicht. Meteen verzonk hij
weer in het grauwe winterwater.
Ik moest denken aan een paar regels uit een gedicht
van Gerrit Achterberg:
‘O vis
waarmee het bezig is
wat ik niet heb: verheffenis
op eigen kracht en zinken
door drempels van verdrinken’…
Hoe komt zo’n vis daar? Een zo zinloze vraag, daar
we daar maar niet op in zullen gaan.
Voortwandelend
denk je dan: Wat sneu voor die vis, dat hij zich moet beperken tot die ene
grote plas. Om vervolgens te beseffen dat ook dit een loze constatering is – u
ziet, u luistert naar de praatjes van een loze visser – want waarschijnlijk
bestrijkt die veronderstelde karper maar een gedeelte van de veenplas. Hij
heeft genoeg aan z’n eigen gebied; hij (of zij) maakt misschien ook nog wel een
aantal keren per dag hetzelfde ommetje. Als je de omgeving goed kent, is er
elke keer wel iets wat je opvalt, wat anders is dan de vorige keer. Dat kan een
plant zijn, een voorwerp, of alleen maar een andere lichtval. Zo schilderde
Kees Verwey, aan wie nu in Zutphen een tentoonstelling is gewijd, in de laatste
jaren van zijn leven voornamelijk een aspect van zijn atelier in het wisselende
licht.
Nog even terug naar de vis: die moet af en toe ook
nog aan het wateroppervlak nippen, dat grensvlak tussen de bekende wereld en de
ongekende. Dat geeft lucht. Want anders zou hij verdrinken, verstikt en
verstrikt in het benauwende hier-en-nu. Hij weet niet wat er daarboven is en of
er boven zijn hoofd überhaupt iets is, maar hij ontleent er wel iets
essentieels aan.
Begrijpt u waar ik heen wil?
Volgende week wordt wellicht één van de exposanten
aangeklampt met de vraag: ‘En, had die man die de opening deed nog wat te
melden?’ ‘Och, hij vergeleek me met een
karper in een veenpoel…’
Die vis, die mij in februari wel degelijk
verschenen is, dient natuurlijk slechts als begeleider van deze bespiegelingen
over het werk van Eka Kunst, Riet Abcouwer en Pieter
Vierhout. Ieder van hen bestrijkt een eigen gebied, voelt zich daar in haar of
zijn element, zoekt hoogte en diepte, zich verwonderend over een voorwerp, een
lichtval, een oppervlak in een bepaalde context of situatie. Die verwondering
wordt getransformeerd, zichtbaar gemaakt in een kunstwerk.
Eka Kunst,
die hier grafisch werk exposeert, is geboeid door de structuur van het
natuurlijke. Bezie bijvoorbeeld haar drieluik van een hunebed, met de ruwe
structuur van de stenen, met hun gebarsten huid. Tussen de stenen de donkere
spelonk van een lege ruimte die geen leegte is. In zwart-wit zit daar nog de
spanning van de verwondering in waarmee het begon. Brengt ze er kleur in, dan
komt er levens-vreugde bij. En zo ontstaat meteen een nieuwe spanning: een hunebed dat
straalt van levensvreugde.
Dat is ook goed waarneembaar in de verwerking van
haar landschappen. De structuur van het natuurlijke zit er nog steeds in, maar
in kleur gezet – wat iets anders inhoudt dan ‘ingekleurd’ – lijkt het werk meer
abstract, en zo kun je het ook ervaren. Er is dan niet zozeer een grens tussen
figuratief en abstract, maar een overgang, een verglijden. Het betreft dan dus
etsen waaraan een landschap ten grondslag ligt en die, doordat de kleur zo
manifest is, een heel ander effect sorteren dan de zwart-wit versie die eraan
voorafging.
De verwondering om de structuur van het natuurlijke
zet zich ook voort in verwondering om wat zich in het kunstwerk manifesteert,
een verwondering waar de beschouwer in kan delen. Neem bijvoorbeeld de
afbeelding op het affiche, ‘Beschreven
landschap’. Op zichzelf een herkenbaar landschap, mooi gestructureerd,
grillig en toch vredig. Wie de zeefdruk beter bekijkt, en dat moet je uiteraard
doen, ziet woorden in het landschap oplichten, wellicht een gedicht onder de
titel ‘Landschap’. Dus inderdaad een
beschreven landschap, beschreven met de ganzenveer die daarboven drijft. Een drijf-veer.
Verwondering om de structuur van het landschap
wordt gevolgd door verwondering om dat wat in het kunstwerk aan mogelijkheden aanwezig is.
Verwondering is de drijfveer van de kunst.
De laatste tijd is Eka
Kunst vaak geboeid door een vorm die ze aantreft, zoals ze dat eerder met het
landschap had. Dan gaat het om voorwerpen: een vogelveer, een doosje, nutteloze
voorwerpen die ze benut om afdrukken mee te maken. Op haar atelier heeft ze een
aantal kratten met ‘gevonden voorwerpen’. En daar moet elke kunstenaar het toch
van hebben: gevonden voorwerpen.
Wanneer ze zo‘n vorm
letterlijk onder handen neemt, ontstaat al doende een inhoud, een betekenis. En
een ritme! Zonder ritme houd je enkel een plaatje, dan gebeurt er niets. Kijk
maar naar de veer boven het ‘Beschreven
landschap’: dek die af en de schwung is eruit, de levensvreugde. Dat geldt
ook voor de triptieken die ritmisch op elkaar inspelen. Door de ritmiek komt
haar visie op een aspect van het leven tot uitdrukking. Dat kan een ritmiek
zijn in menselijke figuren, maar evenzeer in landschap, water, lucht.
Riet
Abcouwer toont ons recente olieverfschilderijen naast
vroegere aquarellen. Opvallend is dat de aquarellen zoveel lichter van toon
zijn, transparant, terwijl op de olieverven – veelal stillevens – het licht de
weergegeven voorwerpen omspeelt en ze doet oplichten, ze laat glanzen of
stralen. En toch blijven ze in zichzelf gekeerd.
Stralend en eenzelvig: het stilleven als
zelfportret.
Een typering die voor al haar schilderwerk opgaat,
inclusief de portretten, is de ‘verstilling’ die ervan uitgaat. Terwijl ze toch
heel gedreven zit te schilderen: gefascineerd door wat zich in stilte voor haar
ogen afspeelt en vaak ook voort-gedreven door de
tijd. Het meest recente schilderij, met viooltjes in bloei, heeft ze in korte
tijd moeten schilderen omdat de viooltjes het einde van hun bloei begonnen te
naderen. En ze wilde voor deze expositie natuurlijk ook een aantal nieuwe
schilderijen klaar hebben. Dertig fijne penseeltjes heeft ze de laatste tijd
versleten!
Of neem het schilderij met zeven tulpen
bijeengebracht: daarvan heeft ze eerst de bloemen voltooid en er naderhand wat
groene tulpenbladeren bij gezocht die nog presentabel waren. Dat is een
spanning die niet uit de schilderijen valt af te leiden.
Een andere spanning wel: het spel van licht, vorm
en kleur in onderling stilstaand bewegen, de verhouding van voorwerpen die bij
elkaar gebracht zijn.
Weer kijken we even naar het affiche. Het
schilderij ‘Wajangpop’ toont enkele
voorwerpen, kennelijk bijeengebracht om de historische samenhang. Zolang het
voorwerpen zijn, op het atelier van de kunstenaar samengevoegd tot een
compositie, zijn het oude spullen die je kunt oppakken en bekijken. Maar nu ze
verstild zijn tot schilderij – wat iets anders is dan ‘nageschilderd’ – wordt de compositie
intrigerend. De wajangpop ligt onbeweeglijk en onbewogen op een paar boeken.
Eén daarvan is herkenbaar: Max Havelaar van
Multatuli, het andere is niet herkenbaar. Iets uit de familie wellicht, wat ons
niet aangaat? Stille getuigen van ‘ons’ koloniale verleden, waarover menig
boekje open gedaan zou kunnen worden? Wat zou er in
dat rode doosje zitten? En wat is het verhaal van die lege pot of vaas
erachter? Een raadselachtige zinspeling op het verleden, verzonken in de tijd,
verstild tot schilderij. Raadsel, verstilling, verwondering om ‘de dingen die
voorbijgaan’ en wat we daaruit overhouden. Verwondering is de drijfveer
van de kunst.
Schelpen waaruit het leven al sinds lang verdwenen
is. Maar de schelp hebben we nog: die is uit het water opgevist en aan het
licht gekomen. Bloemen worden in hun bloei uit de tijd gelicht, voorwerpen
worden uit het verleden gedregd en aan het licht gebracht, evenals glanzende
vruchten die hun begeerlijke rijpheid hebben bereikt en daarin zichzelf kunnen
blijven.
Riet Abcouwer tracht de hoogte en de diepte van het
voorbijgaande te peilen eer het voorbij is en dat in verstilde vorm aan ons
voor te leggen.
Pieter
Vierhout schilderde aanvankelijk met penseel, maar ging over
op het paletmes om daarmee de kleuren sterker op elkaar te laten inwerken. De
laatste tijd is hij echter tot het penseel teruggekeerd. Hij laat nu vooral de
kleurlagen onder elkaar de beoogde expressie realiseren. Zijn recente
schilderijen zijn als uiterst zintuiglijk te ervaren. Wat hij ter plekke
opmerkt – ziet, hoort, ruikt – wil hij uit het schilderij tot de beschouwer
laten doordringen. De warmte voelbaar maken, je het gemaaide gras in het
boerenland laten ruiken.
Een muur op Teneriffe
schildert hij niet na. Hij laat de verf met rijke kleur-schakeringen
de suggestie overbrengen van een zonovergoten muur, met een contrasterende
schaduw van de dakrand daarboven. Het is geen muur: het is verf. En linnen.
Want soms komt het doek tevoorschijn om mee te spelen in het spel van licht en
kleur. Boeiend om te zien wat er in een paar centimeter beschilderd doek
allemaal in die verf gebeurt. Mooi om te ervaren hoe die kleurenkakofonie ons
het gevoel kan geven van een warme middag in zuidelijke streken.
Hetzelfde geldt voor een paar turquoise deuren in
een gevel op Gran Canaria:
door wat er in de verf gebeurt, voel je dat deuren en gevel door zon en
zeelucht geteisterd zijn. Zo laat de schilder je ook de Seine beleven in
Parijs, of dichter bij huis: de ons zo vertrouwde IJssel.
Ook het ritme speelt een rol in onze beleving van
wat we zien: de patronen van gevels en muren, hoe die op elkaar inspelen, de
beweging van schepen, van uitbundige badgasten in zee, het gedweeë bewegen van
koeien in een wei of uiterwaarde.
Nog eenmaal nemen we het affiche erbij, met het
schilderij ‘Wateregge’. Intens groen,
met kale bomen. Dus je weet dat het schilderij een voorjaarssituatie uitbeeldt.
Vervolgens zie je dat dan ook aan de intensiteit van het licht en je voelt
opeens het herleven in de natuur, in het landschap. Het is een breed
horizontaal schilderij, maar wat een hoogte zit erin en wat een diepte. Het ís horizon-taal.
‘Verheffenis op eigen kracht’, zo
schreef Achterberg.
Pieter Vierhout wandelt na een noodweer op Teneriffe, in het oud vulkanisch landschap, en ziet hoe
planten zich omhoog wringen naar het licht en hij wordt geraakt, bewogen door
de vitaliteit. En hij laat het ons meebeleven.
Verwondering is de drijfveer van de kunst.
Dames en heren,
Het zou mooi zijn, deze expositie te openen met : ‘Eka, Riet, Pieter en
Stichting Indigo, gefeliciteerd!’
Maar een bezwaar tegen dat voltooid deelwoord
‘gefeliciteerd’ is, althans naar mijn gevoelen, dat het zo voltooid is, alsof
het deels al voorbij is. En gefeliciteerd in de zin van: geluk
gewenst, waar slaat dat in deze situatie eigenlijk op? Het ìs jullie al gelukt deze tentoonstelling te realiseren.
Bovendien zou die wens zich beperken tot de drie
exposanten en de Stichting Indigo. Op zichzelf volkomen verdiend natuurlijk.
Maar er is een oude heilwens die ik hier meer van
toepassing vind: ‘Proficiat!. De betekenis daarvan
komt neer op: ‘moge het zijn waarde voor je hebben’. Die wens is op de toekomst
gericht en geldt niet alleen de exposanten, maar ons allen.
Daarom: moge het geëxposeerde werk waardevol zijn
voor ieder die hier komt. Proficiat!